Messiaanse profetische woorden......en hun vervulling

David

In het vervolg in deze serie gaan we kijken naar woorden van David, profetieën gemaakt aan hem en hoe deze zijn vervulling hebben gevonden.

Davids tijd was ongeveer 1000 jaar voor Christus en 400 jaar voor de Babylonische wegvoering.

Psalm 2

Psa 2:1  Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?

Psa 2:2  De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende:

Psa 2:3  Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.

Psa 2:4  Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten.

Psa 2:5  Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.

Psa 2:6  Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.

Psa 2:7  Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.

Psa 2:8  Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.

Psa 2:9  Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.

Als we kijken naar deze profetie zien we dat David spreekt en God vraagt waarom er zoveel strijd is tegen de Here en Zijn gezalfde.

Maar God lacht om deze dingen, want God heeft immers zijn koning gezalfd over Sion, de berg van Zijn heerlijkheid. David hoeft niet bang te zijn.

Als we dan naar het nieuwe Testament kijken zien we hoe deze woorden in Handelingen gebuikt worden voor de opstanding van Christus.

Handl. 13:32  En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat namelijk God dezelve vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft.

Handl. 13:33  Gelijk ook in den tweeden psalm geschreven staat: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.

Handl. 13:34  En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn;

Handl. 13:35  Waarom hij ook in een anderen psalm zegt: Gij zult Uw Heilige niet over geven, om verderving te zien.

Handl. 13:36  Want David, als hij in zijn tijd den raad Gods gediend had, is ontslapen, en is bij zijn vaderen gelegd; en heeft wel verderving gezien;

Handl. 13:37  Maar Hij, Dien God opgewekt heeft, heeft geen verderving gezien.  

Heel duidelijk zien we in de woorden van Lukas de vervulling van de profetie uit de tweede Psalm.

We lezen dan in vers 32 dat God deze belofte heeft vervuld als Hij Christus heeft verwekt. Deze verwekking is de opstanding van Christus zoals we lezen in vers 34, en dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt. Ook in vers 37 lezen we de woorden, die God heeft opgewekt. Zo zien we dan dat deze woorden vervuld zijn in de opstanding van Christus.

Als we verder kijken naar de woorden uit de tweede Psalm zien we ook dat Christus hierdoor de volken zou verkrijgen als een erfdeel en het einde der aarde tot zijn bezitting.

Dit zijn machtige woorden, vervuld toen Christus tot koning is gekroond.

In Mattheus lezen we dat Christus alle macht is gegeven (Matt. 28: 18) verder lezen we in Fill. 2 dat:

Fill.2:9  Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;

Fill. 2:10  Opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.

Fill. 2:11  En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.  

Alles is overgeven in de handen van Christus.

Christus is verhoogd tot de hoogste plaats. Hebreen 1 schrijft dat Hij de erfgenaam is van alle dingen. (Hebr. 1: 2)

Ja, God heeft Hem alles in handen gegeven. Alles is Zijn erfdeel geworden.

Handl. 4:25  Die door den mond van David Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht?

Handl. 4:26  De koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde.

Handl. 4:27  Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels;

Handl. 4:28  Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou.

Handl. 4:29  En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken;

Handl. 4:30  Daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig Kind Jezus.

In bovenstaande woorden zien we hele specifieke woorden als vervulling van de woorden uit Psalm 2. 

In vers 25, 26 zien we woorden uit Psalm 2, 1) waarom woeden de Heidenen, 2) waarom hebben de volken ijdele dingen bedacht, 3) de koningen zijn te zamen opgestaan, 4) en oversten zijn bijeenvergaderd tegen de Here en Zijn gezalfde.

Dan zien we in vers 27 de vervulling van deze woorden: 1) want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, 2) beiden Herodus en Pontius Pilatus, 3) met de Heidenen en de volken Israels.

Dit is wat we noemen de vervulling van de tweede Psalm. Dit word zo duidelijk als we deze woorden lezen. 

Een ander gedeelte word ook aangehaald door de schrijver van Hebreen in  hoofdstuk 1 en 5.

Heb 1:5  Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?

Heb 5:5  Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.  

Deze beide aanhalingen in het boek van Hebreen zijn bewijzen dat deze woorden zijn vervuld in het sterven en de opstanding van Christus. De woorden uit het eerste hoofdstuk staan met betrekking op de opstanding van Christus en Zijn werk als hogepriester. In de tweede passage word ook de link gelegd naar zijn werk als hogepriester.

Waar doet Christus zijn werk als hogepriester? In de hemel.

Wanneer doet Christus zijn werk als hogepriester? Vanaf zijn opvaring ten hemel.

Heb 4:15  Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.

Heb 4:16  Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

God maakt ons duidelijk dat de woorden van Psalm 2 vervuld zijn in de opstanding van Christus.

Referenties uit Psalm 89 en Psalm 132 naar de eed die God heeft gemaakt aan David dat van de vrucht van zijn lendenen op zijn troon zou zitten, we zien van deze woorden dat ze aangehaald worden in Handelingen 2 en toegepast op de opstanding van Christus, de opvaring ten hemel en Zijn kroning and Koning. 

Psalm 110

Een andere Psalm die we willen overdenken is Psalm 110.

Psa 110:1  Een psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.

Psa 110:2  De HEERE zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.

Psa 110:3  Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.

Psa 110:4  De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

Psa 110:5  De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.

Psa 110:6  Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.

Psa 110:7  Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.

Deze Psalm, een Psalm geschreven door David geeft ons veel gedachten

Maar laten we kijken naar de verschillende gedachten van deze Psalm en kijken hoe zij hiun vervulling vinden.

Vers 1- 3. (De verwekking van Christus en Zijn koningschap)

In de eerste plaats zien we de woorden van vers 1, “Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten”, kunnen we zien wanneer en hoe deze woorden zijn vervulling hebben gevonden? Ja, dat kunnen we.

Handl. 2:30  Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten;

Handl. 2:31  Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.

Handl. 2:32  Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn.

Handl. 2:33  Hij dan, door de rechter hand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

Handl. 2:34  Want David is niet opgevaren in de hemelen; maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand.

Handl. 2:35  Totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.

Handl. 2:36  Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt.

Als we kijken naar bovenstaande woorden zien we dat God onder ede had gezworen dat een vrucht zijner (David) lendenen op zijn troon zou zetten.

We zien dan de woorden, zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dus de opstanding van Christus word in relatie gebracht tot de vervulling van Psalm 2.

Ook in Hebreen 1: 13 en 10: 13 worden deze woorden aangehaald.

Heb 10:12  Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechter hand Gods;

Heb 10:13  Voorts verwachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten.

Heb 10:14  Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.

Hier zien we  ook hoe Christus is gezeten aan de rechterhand van God, verwachtende, totdat zijn vijanden gesteld zijn een voetbank voor Zijn voeten. 

Christus is koning op Zijn troon in de hemelen. Hij regeert vanaf Zijn opvaring ten hemel en Zijn vijanden worden de voetbank Zijner voeten.

Ja, Christus is koning op Zijn troon en Zijn vijanden worden gemaakt een voetbank voor Zijn voeten.

1 Pe 3:21  Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus;

1 Pe 3:22  Welke is aan de rechter hand Gods, opgevaren ten hemel, de engelen, en machten, en krachten Hem onderdanig gemaakt zijnde.

Christus regeert op Zijn troon en alles word Hem onderdanig gemaakt. 

We zien dan ook in vers 2 dat we wet voort zou gaan uit Sion (Jerusalem) we lezen in Lukas (24: 47) dat de wet van Christus zou uitgaan vanuit Jerusalem en vandaar uit zou Christus heerssen onder Zijn vijanden.

Het volk van Christus zou gewillig zijn. Ja, diegene die zuivere Christenen zijn, zijn de gewillige kinderen van Hem en Hem alleen.

Vers 4- 5 (Christus en Melchizedek)

In vers 4 en 5 lezen we over de relatie tussen Christus en Melchizedek.

Wat weten we daarvan?

Heb 6:20  Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid.  

Heb 7:16  Die dit niet naar de wet des vleselijken gebods is geworden, maar naar de kracht des onvergankelijken levens.

Heb 7:17  Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.  

Beide teksten laten zien dat Christus een hogepriester is naar de ordening van Melchizedek.

Dut laat ons zien dat deze profetie uit Psalm 110 vervuld is in Christus.

Christus is hogepriester. Hij is dat nu. Dat is niet iets dat nog moet komen. Christus is nu in de  hemelen en vervuld nu Zijn rol als hogepriester.

Vers 5 spreekt over het feit dat Hij koningen zal verslaan. Zien we dat vervuld in Christus? 

Heb 1:8  Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter.

Christus is koning, Hij regeert over alles.
Alles is Hem onderworpen (Fill. 2: 9- 10)

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven